Dit artikel dateert van 2008. Het was niet af. In 2023 werk ik het bij (en hopelijk ook af, dat zien we wel).
We starten met een heel speciaal geval: de werking van het geheugen bij een bijna-doodervaring.
Er zijn duizenden gevallen bekend waarbij mensen die - na een operatie - een bijna-doodervaring hadden en die perfect kunnen zeggen wie waar stond en wie wat gezegd heeft.
Dit is gewoon een feit. Het zet wel onze inzichten over het geheugen op zijn kop. Mensen waar geen enkele hersenactiviteit meer aanwezig is - een vlakke lijn op het scherm - weten achteraf nog alles, tot in de details. Het is duidelijk dat hier de klassieke uitleg dat het geheugen werkt met of via de hersenen niet opgaat. We moeten dus onze theorie van vooraf aan herzien.
Misschien bestaan er twee - of meerdere - methodes hoe ons geheugen werkt. Uit het speciale geval van bijna-doodervaringen direct de conclusie trekken dat de hersenen niets met het geheugen te maken hebben, lijkt mij een stap te ver. Het kan zonder hersenactiviteit, maar dit lijkt mij wel de uitzondering, en niet de regel.
Het inzicht in de hersenen, het geheugen en bewustzijn is veel veranderd, en de inzichten veranderen nog. Velen onder ons hebben dan ook inzichten die achterhaald zijn, maar die wel diep ingesleten zijn. We starten met een aantal zaken die duidelijk zijn, maar waar het toch nuttig kan zijn om deze eens door te nemen.
Geheugen is heel belangrijk. Een centrale vraag is dan ook: hoe werkt het? Deze vraag impliceert dat er één manier is hoe het geheugen werkt, maar is dit wel zo? Er is het computergeheugen, dat we tot in de details kennen, en er is het menselijke geheugen, dat veel complexer in elkaar steekt. Er zijn echter sterke aanwijzingen dat het menselijke geheugen op een gans andere manier werkt dan een computergeheugen.
Een computergeheugen is vrij eenvoudig. Enkele voorbeelden: intern geheugen (RAM), harde schijf, SSD, USB-stick, enz. Ze werken allemaal volgens eenzelfde basisprincipe, ook al zijn er technisch grote verschillen. Ze werken met geheugencellen. Hierbij bevat iedere cel een nul of een één. Zo een geheugencel noemen we in de informatica een bit. Is deze geheugencel beschadigd dan zijn we de informatie die in die bepaalde geheugencel opgeslagen was onherroepelijk kwijt.
Indien het menselijke geheugen zou werken zoals een computergeheugen dan zouden we bij hersenbeschadiging meteen een deel opgeslagen kennis kwijt zijn. Onderzoek wijst uit dat dit niet zo is. De hersenschade moet al heel groot zijn om iets definitief kwijt te zijn. Conclusie: hoogst waarschijnlijk werkt ons geheugen op een andere manier.
Hoe werkt het dan wel? Dit is behoorlijk moeilijk. Voor zover mij bekend, ik ben geen deskundige terzake, is er al heel wat bekend, maar eigenlijk nog onvoldoende.
Het is vrij waarschijnlijk zo dat de vertrekpunten van vooral de neurowetenschappers om het geheugen te kunnen fout zitten.
Vrij waarschijnlijk werkt het met holografische interferentie. Dit is te complex om in dit artikel uiteen te zetten.
Het menselijke geheugen is zeer efficiënt. De natuur zit wonderbaarlijk in elkaar. Je kunt de vergelijking tussen het menselijk en het computergeheugen enigszins vergelijken met de allegorie van de grot van Plato, waarbij een computergeheugen dan de gevangene is, gevangen in tijd en ruimte. Het menselijke geheugen kent deze gevangenis niet.